Bijdrage van Wil Winter, fractievoorzitter van GroenLinks, bij de raadsvergadering van maandag 10 februari 2003 over het functioneren van wethouder Verbeek.
Voorzitter,
Na de verklaring van de heer Van Randwijk, van het CDA, mede namens mijn fractie kan ik kort zijn. Zijn verklaring en daarna de opmerkingen van de heer Van Everdingen van de VVD fractie spreken duidelijk genoeg.
Namens de fractie van GroenLinks wil ik daar graag nog een paar kantekeningen bij maken. Onze opvatting over het functioneren van wethouder Verbeek gaan over haar functioneren als wethouder in het algemeen en niet slechts over haar functioneren in de binnenstadsdiscussie. De verslagen van de verschillende raadsvergaderingen en commissies zijn wat dat betreft illistratief. Communicatie is niet alleen iets wat je op papier zet of uitspreekt. Ook de nonverbale communicatie, de reacties van de commissie- en raadleden, de reacties op de publieke tribune, de reacties van de andere wethouders zullen als signalen toch ook zijn doorgedrongen tot wethouder Verbeek.
De heer Van Randwijk heeft al gememoreerd dat wij in oktober 2002 de voorzitter van Leefbaar Nieuwegein indringend op de hoogte hebben gesteld van onze zorgen. Ook daarna hebben wij, als vier fractievoorzitters, meer dan ééns aangegeven dat onze zorgen alleen maar groter werden. De beantwoording van onze vraag door mevr. Verbeek op 4 december of Leefbaar Nieuwegein met een brief de onderhandelaars voor de voeten liep, werd beantwoord met "nee". Later werd dit echter door het College gecorrigeerd. Op een vraag van de PvdA-fractievoorzitter of dit antwoord voor ons voldoende was, heb ik met "ja" geantwoord. Het was een belangrijk incident, maar geen incident waar je een wethouder op wegstuurt.
Mijn ergernis over die hele affaire is later nog toegenomen toen ik hoorde dat mevr. Verbeek op de fractiebijeenkomst waar werd besloten tot het sturen van de bewuste brief in persoon aanwezig is geweest, zonder zelf maar een poging te doen om deze misgreep te voorkomen.
Waarom zeggen we dan nu wél van het vertrouwen op. We staan voor belangrijke beslissingen. De onderhandelingen zijn in een beslissend stadium. Nu is er nadrukkelijk behoefte aan een onderhandelaar die het vertrouwen van de raad geniet. Een stabiele persoonlijkheid die grote druk moet aankunnen. Dat vertrouwen kunnen wij als fractie in deze wethouder niet meer uitspreken. De reactie van mevr. Verbeek op de ontstane situatie is daar ook een voorbeeld van. Door zich af te zetten tegen de ambtenaren en het College geeft zij aan dat zij nog steeds van opvatting is dat het allemaal aan anderen ligt en niet aan haar eigen functioneren.
Wij kregen steeds meer de indruk, dat de onderhandelingen en de strategische keuzes daarbij, niet meer werden gestuurd door de wethouder, maar door haar ambtelijke omgeving. En dat kán dus niet.
In de vergadering van de commissie Binnenstad van 28 januari werd nog eens duidelijk dat het functioneren van deze wethouder schril afstak tegen het opereren van de andere vier wethouders. De poging van de PvdA en D66 om het betreffende discussiestuk op de agenda van de raad te plaatsen hebben we afgewezen. Dat zou betekenen dat we over de binnenstad in de raad zouden dienen te praten op basis van een inventarisatie, waarvan in de commissie al was vastgesteld dat het weinig nieuws bevatte.
Wij hebben eerst op vrijdagavond, de 31e januari - nadat de vier fractievoorzitters tot een unanieme opvatting waren gekomen - de voorzitter en fractie van Leefbaar Nieuwegein op de hoogte hebben gesteld van ons voornemen hadden om de raad een extra vergadering voor te stellen. Dat was was geen "achterkamertjes-politiek", maar een gebaar in de richting van Leefbaar Nieuwegein. Op dat moment kon aan de wethouder worden aangegeven wat er aan zat te komen. Het was aan haar daaruit al dan niet consequenties te trekken. Normale menselijke verhoudingen mogen in de politiek toch wel meespelen?
Die vrijdagavond was voor ons in ieder geval niet het begin van de discussie, het was de afsluiting van een proces van interne overwegingen gedurende een aantal maanden.
We hebben mevrouw Verbeek leren kennen en waarderen als actievoerder. Met grote overtuigingskracht en met het vermogen de samenleving te mobiliseren. Maar voor het wethoudersschap zijn ook andere kwaliteiten onontbeerlijk. We hadden het vertrouwen en de verwachting dat zij in haar rol zou groeien. Dat is onvoldoende waar gebleken. En dus is zij niet de juiste vrouw op de juiste plaats.
Tot zover onze bijdrage aan de discussie.
Wil Winter
fractievoorzitter